Eensgezindheid — Bootwerkersvereniging

Eensgezindheid — Bootwerkersvereniging

In 1896 ligt in de haven van Zaandam de houtboot „John Bridge”. De bootwerkers die de boot moeten lossen krijgen voor dit karwei een loon dat ver beneden het normale tarief voor dit werk ligt. Dat wringt, maar losse arbeiders zijn niet in staat een vuist te maken tegenover de werkgevers. De woorden van Domela Nieuwenhuis dat arbeiders zich aaneen moeten sluiten om een vuist te kunnen maken spelen hierbij op de achtergrond mee.

Op 14 juni 1896 wordt thuis bij de losser E. van ‚t Veer een vergadering gehouden waarbij tot oprichting van de Bootwerkersvereniging „Eensgezindheid” wordt besloten. Een voorlopig bestuur wordt gekozen. Op de volgende vergadering, 17 juni, is er heel wat meer volk aanwezig in huize van ‚t Veer, want nu zijn ook vlotters en stouwers aanwezig die men bij de organisatie van de vereniging wil betrekken. In de laatste periode van de negentiende eeuw begon de haven van Zaandam weer op te leven. De aangevoerde goederen, rijst, kolen en balken bezorgden havenarbeiders veel werk.

Het werk werd vooral in de zomer gedaan. Houtschepen uit Rusland lagen in de winters vast in het ijs en met wat in de zomer was verdiend moest men de winterperiode door zien te komen.Het loswerk in de haven werd bestoken (verdeeld) door de baas die soms ook eigenaar was van het café waar dit plaatsvond. Wat dit voor de gezinnen van de werkers betekende laat zich raden. Het loon was soms al opgedronken voordat het was uitbetaald. In de schepen werd door de patroons, om de dag, 1 liter jenever per ploeg verstrekt. In het algemeen was het alcoholprobleem onder werklieden een groot probleem en van meet af aan wilde men binnen ‚Eensgezindheid’ dit probleem aanpakken. In het begin van de industriële revolutie waren er meer arbeiders dan werk. De fabrikanten maakten hier gebruik van. Zij konden lage lonen uitbetalen, lange werkdagen voorschrijven, lieten ongezonde werkomstandigheden voortbestaan en konden zonder enig probleem arbeiders ontslaan. De wil van de fabrikant was wet; arbeiders die zich verzetten of het niet eens waren met de regelingen van de fabrikant konden vertrekken.

Het lossen van de schepen gebeurde rond 1900 met de hand en de schep. Het was zwaar en bovendien langdurig werk, want het schip diende zo snel mogelijk gelost te worden. Werktijden van 14 uur achter elkaar waren normaal. De arbeidsomstandigheden waren een ander aspect waarin verbetering dringend nodig was. In de zomer maakten bootwerkers soms meer dan 16 uur op een dag, incl. schafttijd, en werkten van 4 uur ‚s morgens tot 8 uur ‚s avonds. Soms nog wat later, „men moet de touwen vastmaken enz.; voordat ik thuis ben is het dus 9,5 uur. In den zomer is het een slavenleven.”

De beginfase van de vereniging was niet makkelijk, bestuursleden waren moeilijk te vinden en eenmaal gekozen, traden enkelen weer snel af. Onenigheid tussen de verschillende soorten van havenwerk leverde na-ijver, verdachtmakingen en roddel op die de eenheid op de proef stelde. Ter gelegenheid van het 1-jarig bestaan werd door het bestuur besloten om tot de aanschaf van een vaandel over te gaan dat op 6 juni 1898 met de Alkmaarder Pakketboot in Zaandam werd afgeleverd. Het feit werd opgeluisterd met een optocht, met muziek voorop, naar café Czaar Peter aan de Hogendijk, waar men een feestelijke bijeenkomst had. De feestrede werd gehouden door L. M. Hermans.

Broederschap

Op 25 oktober 1897 is er de mededeling van dhr. G. van Baaren dat hij z’n lidmaatschap opzegt omdat hij met z’n gezin naar Argentinië vertrekt. Maar in een brief aan de vereniging van 18 juli 1898 vertelt van Baaren dat hij in Argentinië een armoedig en ellendig bestaan leidt. Prompt wordt er een intekenlijst en een commissie ingesteld voor inzameling van gelden. Op 5 dec. 1898 blijkt dat er f 509,71 bijeen is gebracht en het plan ontstaat om het gezin te laten terugkeren. 12 febr. 1899 komt het gezin in Antwerpen aan met „SS Mark” en de volgende dag wordt hen ter plaatste een welkom bereid en een huis voor hen. „…een woning met alle benodigdheden voor hun, door rappe vrouwenhanden gerangschikt, klaar stond.” Patrimonium, RK-Volksbond, Geheelonthoudersbond en Rijkswerklieden hadden hieraan meegewerkt. Vooral Ds. Bax verdiende lof vanwege zijn persoonlijke financiële bijdrage. Uit dit voorval blijkt dat de vereniging in staat is een besluit te nemen en het ook tot uitvoer te laten komen. Bovendien wordt de onderlinge solidariteit aangesproken.

Op de foto boven, genomen voor het vertrek van dhr. G. van Baaren, zit hij te midden van zijn collega bootwerkers, met de slaghaak in z’n handen.

Grotere eenheid

Binnen de bootwerkersvereniging beseft men dat als het bij plaatselijke organisatie blijft dit onvoldoende kracht geeft. Met de in 1898 opgerichte Amsterdamse vereniging „Recht en Plicht” knoopt men nauwe banden aan. Het jaar daarop komt men tot de oprichting van een landelijke vakvereniging van havenarbeiders, waarbij ook verenigingen uit Vlissingen en Harlingen zich aansluiten.

Gewoonlijk was de contributie voor een vakvereniging 5 cent p.w. Bij Eensgezindheid betaalde men 15 cent en ook nog 1% van het loon voor de ziekenkas. En als bijna alle havenarbeiders in Zaandam tot de vereniging zijn toegetreden kan men van een sterke vereniging spreken, met een goed gevulde kas en een sterk mandaat t.o. de werkgevers.

Dit kwam onder meer tot uiting in een voorkeursclausule, overeen gekomen met de werkgevers, dat werken in de Zaandamse haven voorbehouden was aan leden van ‚Eensgezindheid’. Van hun kant gingen de bootwerkers akkoord om geen werk bij andere bazen te zoeken. In 1901 wist Eensgezindheid met de Vereniging van Werkgevers op Scheepvaartgebied een overeenkomst te sluiten waarin de dagelijkse arbeidsduur werd vastgesteld op 14 uur, van 05.00 tot 19.00 uur. Zaterdags na zes mocht er niet meer gewerkt worden en een uurloon van 25 cent was het minimum waarop werk mocht worden aangenomen. Eensgezindheid verrichtte pionierswerk in Nederland met dit resultaat.

Richtingenstrijd

Direct na de oprichting in 1896 sloot Eensgezindheid zich aan bij het Nationaal Arbeids Secretariaat (N.A.S.), een anarchistische arbeidsorganisatie, geïnspireerd door Domela Nieuwenhuis. De meer ‚parlementaire’ benadering van het arbeidsvraagstuk werd uitgedragen door de S.D.A.P. (1894) die overleg met werkgevers een middel vond om het lot der arbeiders te verbeteren. Dit leidde tot conflicten. Klaas Prins, voorzitter van Eensgezindheid„ krijgt veel kritiek te verduren, zoveel dat hij in 1899 zijn functie neerlegt. Als Troelstra, voorman van de SDAP, hier komt spreken, laten de anarchistische leden duchtig van zich horen. In 1904 besluit men zich af te scheiden van het NAS, ‚op grond dat dit lichaam sterk achteruit ging’. Dit had alles te maken met het mislukken van de spoorwegstaking in 1903 waar het NAS de leiding op zich had genomen.

Amsterdam

De nabijheid van de Amsterdamse haven leverde voor Eensgezindheid een probleem op. Bij loononderhandelingen was er voor werkgevers een mogelijkheid om vrachten, bij geschillen, naar Amsterdam te verplaatsen. Eensgezindheid trok daarop naar de zustervereniging „Recht en Plicht” om te pleiten voor een eensgezind front tegenover de werkgevers. In 1900 komt het tot een conflict over het loon bij het lossen van rijstboten. De eenheid onder de bonden wordt op de proef gesteld. Eensgezindheid wil 20 cent per 100 balen als salaris, maar omdat de bond in Amsterdam dit nog niet voor elkaar kan krijgen blijft het loon op 19 cent per 100 balen steken.

In de Zaandamse haven weet Eensgezindheid verbetering in de werkgelegenheid aan te brengen door niet meer met bazen bij een ploeg te werken. Een baas werkt niet mee, hij houdt alleen toezicht. Nu wordt er een extra bootwerker aan de ploeg toegevoegd en is er onderling toezicht.Bij het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden zoekt Eensgezindheid ook naar mogelijkheden voor uitkering bij ziekte en bij invaliditeit. Hiervoor wordt in de eigen organisatie een ondersteuningsfonds opgericht. Maar ook de veiligheid van de werkers krijgt aandacht. Men ijvert voor de aanstelling van staatinspecteurs voor het havenbedrijf die toezicht houden op de veiligheid. Voor de functie van inspecteur zullen mannen uit de vakbeweging worden aangezocht zo is de vakbeweging met de overheid overeen gekomen. En de acht-urige werkdag heeft al de aandacht. In 1902 pleit men al voor de invoering hiervan, maar het zal nog tot 1919 duren voordat dit in Nederland een feit is.

Ons Huis

Al in 1898 gaan er stemmen op die menen dat een eigen gebouw noodzakelijk is. Het vergaderen in horecagelegenheden staat in contrast met de pogingen om het drankmisbruik te bestrijden. Als in 1899 de Koninklijke goedkeuring binnen is kan men als rechtspersoon aan de gang. In 1900 gaat een commissie van start, maar de mislukte aankoop van een stuk grond aan de Hogendijk gooit roet in het eten. In 1903 wordt opnieuw een commissie benoemd en een maand later kan gemeld worden dat grond op de Gedempte Gracht is aangekocht. Eén der leden protesteert vanwege concurrentie, maar hij komt niet ver omdat men weet dat hij een eigen café bezit. De bouw wordt aanbesteed voor de som van f 22.989,00 en dan vindt voor het laatst een vergadering in café ‚De Ster’ plaats. Het nieuwe gebouw wordt feestelijk geopend op 29 oktober 1904. Eensgezindheid bestaat dan acht jaar.

Bronnen:

  • Op naar het licht – J.J. ‚t Hoen, 1968
  • Mannen die het schootsvel dragen – drs. R.C.C. Pottkamp, 1996

Foto’s: Gemeentearchief Zaanstad en Havenvakschool

Dit stuk verscheen oorspronkelijk op De Zuidkanter.