Thom Koopmans is gegrepen door de Oostzaner jol

Z’n eerste eigenhandig gebouwde jol is bijna af. Thom Koopmans (2002) zit in de eindfase van zijn opleiding, het Hout– en Meubileringscollege in Amsterdam.

In de schuur van zijn opa hangen en staan al wat projecten voor later. Twee jollen en een Friese tjotter, genaamd Pompeblêd. „Die tjotter is bijna tachtig jaar oud”, zegt hij. „Gebouwd door Douma in Oppenhuizen. Ik mocht ’m voor een symbolisch bedrag overnemen van de Stichting Stamboek Ronde en Platbodemjachten (SSRP), ze willen dat-​ie behouden blijft. Het eikenhout is nog allemaal origineel, uit 1944, maar niet meer zo best.“

Ik mocht de tjotter voor een symbolisch bedrag overnemen

Op dit moment heeft hij (weer) een Oostzaner jol onder handen. Geen restauratieproject, maar nieuwbouw. De jol die als voorbeeld dient, ligt in de tuin en is het opknappen niet meer waard. Tijdens z’n stage had hij er ook al een gebouwd. „Het is mijn favoriet. Een prachtig model, waarin je geweldig kunt roeien.“ Hij loopt er naartoe. „Ik ben bezig met de spanten. Die zaag ik uit krommers (krom gegroeid hout). Kijk. Je ziet de nerf meelopen met de ronding.” Hoewel Thom nog niet klaar is met z’n opleiding – hij moet later vandaag ook even naar school – is dit vrijetijdsbesteding.

ThomKoopmans3

„Ik zit in m’n derde leerjaar Meubelmaker/​Scheepsinterieurbouwer.“
De tjotter ‘Pompeblêd’ (rechts tegen de muur) wacht op restauratie.
In gedachten is hij al bezig met het opstarten van z’n eigen bedrijf. „Het liefst bouw ik van dit soort boten, maar meubels maken, restauratieprojecten en timmerwerk in de bouw vind ik eerst ook prima.” Hij pakt met beide handen de rand van z’n jol beet. „Hier geniet ik van. Ik heb iedere dag wel aanloop, dat maakt het óók leuk.“ Er lijkt wat meer belangstelling te komen voor oud varend hout, is zijn indruk. „Vooral in Friesland”, zegt hij. „Je hebt daar zóveel klassieke modellen, en het begint weer te leven.“

Russisch grenen

Dan, over de jol:

„Dit is grenen, Russisch grenen. Door de kou groeit het heel langzaam, de kwaliteit is geweldig. Vroeger werden de jollen van eikenhout gemaakt, dit is betaalbaarder. Minder duurzaam, maar met de juiste behandeling kun je ook veel bereiken. Ik gebruik een lijm op basis van epoxyhars om de gangen en de spanten te verbinden. De koperen nagels die je ziet, zijn voor het oog. Ze geven de jol z’n historisch uiterlijk.„

Na de spanten begint hij aan de dofjes van beide stevens, dat zijn opbergruimtes en zitplaatsen ineen. Voor– en achtersteven bij dit type jol ogen vrijwel identiek. „Aan een kant, de voorkant, is-​ie ietsje smaller, spitser.“ Thom pakt het driehoekig zitvlak van de oude jol in de tuin die als voorbeeld dient. Dat past, bijna. „Ik maak evengoed een nieuwe”, zegt hij.

Vroeger liepen ze er op klompen in, dan ging het hard

Op de bodem komt nog een extra slijtlaag. „Vroeger liepen ze er op klompen in, dan ging het hard. Die kespen (zo heten deze vloerdelen) kun je vrij eenvoudig vervangen.“ Beide stevens maakt hij overigens wel van eikenhout. De gangen vallen daar steeds schuin in. „Waarom eiken? Dat is een betere houtsoort om in te schroeven, en er staat wat spanning op de gangen. Eiken is harder, biedt meer houvast. Tijdens het varen beschadigt een eiken steven ook minder gauw.”

ThomKoopmans4

Delen van de jol, zoals de stevens en de spanten, zijn wel van eikenhout.
Thom: „Ik ga volgende week bomen (eiken) uitzoeken bij een houthandel in Brabant.“ Die wil hij gebruiken voor de tjotter. „Goed hout kost tijd”, zegt hij. „Je moet het de wind laten drogen en dat duurt ongeveer een jaar. De stelregel is: een jaar per duimdikte (2,5 centimeter).“ Eenmaal verwerkt in de jol is het hout veertien millimeter dik. „Maar ze zagen de planken op ongeveer twintig millimeter, zodat er nog wat te schaven valt. Aan één boom heb ik waarschijnlijk genoeg voor de restauratie van de tjotter en eventueel nóg een jol.”

Vissers

Z’n Friese afkomst geeft de restauratie van de tjotter iets extra’s. Thoms overgrootouders waren vissers in Hindeloopen. „Ze vertrokken in 1938 naar Noord-​Holland, zes jaar na het voltooien van de Afsluitdijk’‘, zegt hij. Die had grote gevolgen voor de visserij. Thom: „Ze gebruikten Staverse jollen. Aan de hand van de namen en de registratienummers is daar nog best veel informatie over te vinden. Ik las bijvoorbeeld dat ze er in 1929 in Harlingen nog één hadden gekocht, tweedehands.“

ThomKoopmans6

De stevens zijn zo gevormd dat de gangen precies in de uitsparing passen. „Dit is dosse gezaagd, dat zie je aan de vlam”, zegt hij over het Russisch grenen. Dosse betekent dat de stam in de lengte in ‘plakken’ is gezaagd. Een andere manier van zagen is ‘kwartiers’.

De stam gaat dan eerst over de lengte in vier taartpunten en van ieder ‘kwartier’ worden, richting de kern en loodrecht op de groeiringen, planken gezaagd.
Thom: „Kwartiers is kwalitatief beter, omdat het hout dan niet snel krom trekt.“ Toch is dat niet altijd mogelijk. „Want je krijgt smallere planken. De bodemplaat wil je uit een stuk en bij deze jol is die 43 centimeter breed en bijna vijf meter lang.”

De twee jollen die in de schuur aan het plafond hangen en nog wachten op restauratie, zijn van iroko gemaakt. „Dat werd in de jaren zeventig veel gebruikt”, zegt hij. „Toen eiken, net als nu, schaars was en dus duur. Iroko is tropisch hardhout, destijds een betaalbaar alternatief.“

De Oostzaner jol nadert voltooiing. Thom steekt er al z’n vrije tijd in.

ThomKoopmans5

Foto’s aangeleverd.

Dit stuk verscheen oorspronkelijk op De Zuidkanter.