Spoorwegaanslag

Spoorwegaanslag

De Zaanlander van 23 januari 1932 opende het stadsnieuws met de kop ‘Spoorwegaanslag op de lijn Zaandam-Amsterdam’. Het was al de derde aanslag in één week.

Het waren onrustige tijden in de dertiger jaren. Aanslagen op treinen kwamen veel voor in de rest van de wereld, als middel voor politieke agitatie of voor afpersing. Maar op de ochtend van de twintigste januari 1932 kwam het verschijnsel dichtbij, toen de sneltrein uit Parijs met een snelheid van 75 km per uur richting Amsterdam reed. Ter hoogte van de Westergasfabriek een schok, passagiers tuimelen door de trein. De machinist weet de trein zonder ongelukken tot stilstand te brengen.

De brokstukken van de lorrie naast de spoorbaan

Bij inspectie bleek de trein op een lorrie gereden te zijn die dwars op de rails moet hebben gestaan. De brokstukken lagen verspreid langs de spoorbaan. Nadat de trein in Amsterdam was aangekomen werd van het incident melding gemaakt en een nader onderzoek gestart. Voorts leerde het onderzoek dat een trein die op hetzelfde ogenblik in de richting Haarlem had gereden, enkele verbrijzelde ruiten had die mogelijk door de botsing met de lorrie waren veroorzaakt.

Verder vonden de onderzoekers sporen die onder aan de dijk tot de vondst leidde van een weggeslingerde spoorstaaf. De staaf was blijkbaar vroeger op dezelfde dag gebruikt met het doel de trein richting Haarlem te laten ontsporen. De spoorstaaf, lengte 1.70 meter, had diepe groeven van waar de wielen van de trein waren ingeslagen. Bij nader onderzoek kwam men tot de conclusie dat de daders na de mislukte aanslag met de spoorstaaf de lorrie op de rails moeten hebben gezet.

En op vrijdagavond de 22e januari deed zich weer een incident voor. Nu was het de trein die om 21.14 uur vanuit Zaandam richting Amsterdam vertrok. Driehonderd meter na het passeren van de Hembrug voelde de machinist een schok. Na de trein tot stilstand te hebben gebracht bleken er bij inspectie houtsplinters in de remmen te zitten. Een gewaarschuwde ploegbaas vond later de resten van een kapotte dwarsligger naast de dijk.

Na de aanslagen in de buurt van Amsterdam worden langs de spoorbaan zoveel mogelijk losliggende dwarsliggers en hout opgeruimd. Met het zandtreintje, dat evenwijdig met de spoorbaan tot de Hembrug loopt, worden de balken vervoerd.

Het had voor de directie van de spoorwegen geen verrassing hoeven te zijn, want het ministerie van Waterstaat had in oktober 1931 een brief ontvangen met het dreigement een trein te laten ontsporen, specifiek de trein uit Parijs.

De inhoud van de brief was:

“Den Haag 26 october 1931.

Schurken.

Die het christen beginsel vertrapt, zal ook de gevolgen moeten dragen. Sneltrein Parijs–Amsterdam gaat er uit.

Matuschka II”

Nu was de naam ‘Matuschka’ in die tijd geen onbekende, want in Boedapest stond Sylvester Matuschka terecht voor het beramen en uitvoeren van verschillende spoorwegaanslagen in Oostenrijk, Duitsland en Hongarije. De briefschrijver wilde in ieder geval genoeg indruk wekken bij de instanties.

Matuschka voor de rechtbank

Na het bekendmaken van de brief volgde er in de Tweede Kamer vragen aan de minister over de veiligheid op het spoor. Volgens de minister was de veiligheid op orde en was er geen gevaar voor de reizigers.

En er kwam nog een brief. Hierin kwam men direct tot zaken want er werd een losgeld van f 5000,- geëist dat in het gras bij de ringspoorweg, waar de tweede aanslag was gepleegd, moest worden gedeponeerd. Een tijdstip werd niet aangegeven.

Er is geen losgeld betaald, er zijn geen daders aangehouden en er zijn geen aanslagen meer gepleegd. Matuschka werd in 1934 in Boedapest en ter dood veroordeeld voor 22 gevallen van doodslag.

Foto's: De foto’s zijn afdrukken, overgenomen uit diverse kranten.