Het Ponteiland
Dit is een kaart uit 1775, gemaakt door Jacob Oostwoud van het Voorzaangebied. Links boven zien we de Hogendam met de sluis. Bovenaan loopt de Zuiddijk die toen nog de Noorder IJ- en Zeedijk was. Duidelijk te zien is dat het Ooster- en Westerhem of Kattegat, dat hele blok in het midden, nog aan de Zuiddijk vast zat. Er is nog geen Noordzeekanaal. Schepen voeren vanaf het (nog open) IJ door de Voorzaan, Kerkrak en Timmerrak naar de haven van Zaandam. Dat was de vaargeul.
De aanleg van het Noordzeekanaal in 1876 had ook voor Zaandam grote gevolgen. De situatie was dat Zaandam een open ver binding had met het IJ. Door de aanleg van het Noordzeekanaal werd Zaandam bijna afgesloten van toegang open water. Op de tekening de plannen voor de nieuwe vaargeulen. Langs de Havenkant kwam in 1879 het zijkanaal G in gebruik. In 1883 werd het Oostzijder Kattegat doorgraven en ontstond een vaargeul van het Kanaal in een rechte lijn naar de sluis in Zaandam. Door dit zijkanaal kwam het eiland in feite los te liggen van de Prins Hendrikkade. Het zand uit deze doorgravingen werd gebruikt om de Burcht op te hogen.Door het graven van zijkanalen werd de toegang tot het Noordzeekanaal gewaarborgd. Dit werd in een speciaal wetsontwerp, m.b.t. de kosten, werd vastgelegd (zie bijlage 1).
Kattegat
In de periode voor 1879 stond het Eiland bekend als Ooster- en Westerkattegat. Een plek waar ook al hout werd verwerkt, toen nog door de molens die op het eiland stonden. De laatste molen was de achtkantige bovenkruier houtzaagmolen De Roode Leeuw. Gebouwd in 1685 en gesloopt in 1916. De molen was eigendom van houthandel F. & G. Gras.
William Pont
De geschiedenis van William Pont is nauw verbonden met de gemeente Zaandam. Maar het verhaal begint in Edam waar de eerste William Pont in 1806 wordt geboren als zoon van een welgestelde familie. De eerste stappen in de houthandel werden in 1828 gezet als William met zijn oom Jacob Boot investeert in de firma Pont & Boot. Na het overlijden van de oom zet William het bedrijf alleen voort .
De aanleg van het Noordzeekanaal en het verdwijnen van het open IJ, brengt het bedrijf in Edam, vanwege de aanvoer, in de problemen. In 1884 wordt het besluit, onder leiding van de kleinzoon van William Pont, Fredrik Hendrik Pont, tot verhuizing naar Zaandam genomen en in 1888 is dit een feit. Het bedrijf krijgt een plek op het gebied tussen De Burcht en het Kattegat. Hier komen de grote loodsen voor de houtopslag. Voor de balken en of houtschepen kwam een brug die het mogelijk maakte om van de voorzaan binnen het complex van loodsen te varen.
Links het complex in 1920, tussen de Prins Hendrikkade en de Zuiddijk. Helemaal links nog een klein stukje van de Burcht. Rechts zoals het op de tekening van de gemeente in 1909 werd weergegeven.
Hier is Koningin Wilhelmina met haar echtgenoot Prins Hendrik op bezoek in 1908. Aangekomen bij de uitspanning Prins Hendrik, later Thalia. De loodsen van houthandel Pont zijn nog duidelijk aanwezig.
De Prins Hendrikkade is overigens niet vernoemd naar deze Prins Hendrik, de man van, maar naar de derde zoon van Willem II, Hendrik Willem Frederik (1820-1879).
Nog een beeld uit die periode. Hier is het bruggetje dat toegang gaf tot de sloten tussen de loodsen van Pont. Het bruggetje was gesitueerd ongeveer waar nu de ingang naar de Mozartstraat ligt. Rechts is nog op het eiland de molen de Roode Leeuw te zien die in 1916 werd gesloopt.
Muziekbuurt
Als in 1885 het zijkanaal G tot stand komt krijgen zeeschepen, via het Noordzeekanaal, rechtstreeks toegang tot de houthaven van Zaandam. Schepen kunnen zowel aan de westkant, d.w.z. Havenstraat aanleggen als aan de Oostkant, dus aan het Eiland zelf. De ruimte die het bedrijf op de Prins Hendrikkade heeft is beperkt omdat de schepen in de vaarroute van en naar de Wilhelminasluis liggen.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de firma Pont z’n oog op het eiland als vestigingsplaats laat vallen. Voor de gemeente opent zich de mogelijkheid om de dan open gevallen plaats tot woningbouw te komen in het gebied tussen Burcht en het Kattegat. Dat gebied zal na 1930 omgetoverd worden tot de muziekbuurt.
Op deze foto links uit 1925 zijn beide vestigingen van Pont nog te zien. Het Eiland met nieuwe loodsen en aangemeerde schepen aan de kant van de Havenstraat. Op de Prins Hendrikkade staan nog de oude loodsen. Rechtsonder ligt het openlucht-zwembad.
Het Ponteiland
Eenmaal in gebruik bloeide de houthandel op het Eiland. Er werd niet alleen voor de firma Pont hout geleverd. De Zaanstreek was rijk aan houthandels. De schepen die afmeerden werden met de hand gelost, plankje voor plankje door, wat genoemd werd, de losse ploeg. Losse ploegen zijn los omdat er geen vast dienstverband is en de samenstelling van de ploeg voortdurend kan veranderen. De haven van Zaandam lag altijd vol met schepen uit Rusland, Skandinavië. Vele handen moesten de boten lossen.
Lange tijd was de enige verbinding met het Eiland het pontje van Schaap dat een regelmatige dienst had tussen Havenstraat, Vissershop, Prins Hendrikkade en het Eiland. Vooral in de zomer vervoerde het pontje veel zwemmers naar het zwembad op de kop van het Eiland. In 1959 werd de brug vanaf de Hogendijk naar het Eiland gebouwd en dat was het einde van het pontje. De firma Pont heeft in 1964 nog een kantoorpand op de noordkant neergezet. Eind jaren ’80 kwamen er plannen voor bestemming tot woongebied voor het Eiland. En dat is het.
Foto’s en kaarten: Gemeentearchief Zaanstad.
Bijlage 1
ONTWERP VAN WET.
WIJ WILLEM III, ENZ.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is, de uitvoering van de door den raad der gemeente Zaandam voorgenomen werken, tot verbinding van de Voorzaan met het Noordzeekanaal, van Rijkswege te bevorderen;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan , gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Art. 1. Uit ‘s Rijks schatkist wordt aan de gemeente Zaandam eene bijdrage verleend van honderd zes en tachtig duizend gulden (f 186 000), voor de uitvoering van de verbinding van de Voorzaan met het Noordzeekanaal.
Art. 2. Voor de betaling van de in art. 1 genoemde bijdrage wordt jaarlijks het vermoedelijk uit te keeren gedeelte op de Staatsbegrooting beschikbaar gesteld.
Lasten en bevelen, dat deze in bet Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriele departementen, autoriteiten, collegien en ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid,
Na de afsluiting van het IJ , bij Schellingwoude, geraakte het vaarwater in de Voorzaan in een toestand, die den gemeenteraad van Zaandam aanleiding gaf een plan te doen ontwerpen, om door verbinding van de Voorzaan met liet Noordzeekanaal alle mogelijke voordeel van dat kanaal te trekken en te gelijkertijd den ontstanen toestand te verbeteren. Dat plan ging uit van de onderstelling, dat droogmakerij VII van de werken der Amsterdamsche Kanaal-maatschappij niet zou worden gemaakt, en bedoelde het maken van:
- een verbindingskanaal van Zaandam met het Noordzeekanaal , breed op kanaalpeil 60 M., op den bodem 40 M., en diep 5,50 M. A. P., langs de oostzijde van en door het Oostzijder Kattegat;
- een zijkanaal, volgende de oude vaargeul van de Voorzaan, ten westen van het Oostzijder Kattegat, breed in den bodem 50 M. en diep 3 M. A. P. ;
- eene havenkom voor de Zaandammer sluizen en eene ligplaats voor zeeschepen, tot bezuiden het goederen-station van den Staatsspoorweg, beide diep 5,50 M. A. P.;
- eene houthaven in een te verbreeden gedeelte van het Noordzeekanaal, beoosten de spoorwegbrug aan de Hen , groot 4 hektaren, diep 2,50 M. A. P., met eene lig-en losplaats voor houtschepen van 7,50 M. A. P. diepte;
- los-en ligplaatsen , diep 3 M. A. P., voor de kleine scheepvaart, bazaltniuren voor los-en ladingplaatsen, en voorts eenige bijkomende werken. Het geheele ontwerp was geraamd op f 998 000. Bij adres van 23 December 1872 wendde zich het gemeentebestuur tot den Minister van Binnenlandsche Zaken en gaf het zijn wensch te kennen dat dit plan voor rekening van het Rijk zou worden uitgevoerd, of, zoo dit niet mogelijk was, dat dan ten behoeve van de Zaanstreek, aan Zaandam een subsidie zou worden verleend, dat de gemeente in staat stelde zich eene schitterende toekomst te verzekeren. Daarbij gaf het gemeentebestuur tevens te kennen dat de financiële toekomst der gemeente niet toeliet dat zij zelve alleen het plan uitvoerde. Gedeputeerde Staten van Noordholland, over dit verzoek gehoord en volkomen overtuigd van het groot belang, dat de Zaanstreek bij eene goede verbinding met het Noordzeekanaal heeft, ondersteunden van hunne zijde het gedaan verzoek, om het voorgestelde verbindingskanaal van Rijkswege, te doen uitvoeren, daar de gemeente inderdaad niet bij magte was het werk voor eigen rekening tot stand te brengen. De inmiddels opgetreden Minister GEERTSEMA vond geene vrijheid hiertoe mede te werken , doch achtte de voorgestelde kanaalverbinding van genoegzaam belang, om door toekenning van Rijkssubsidie de uitvoering van het werk mogelijk te maken, mits ook door de provincie, welker belangen mede bij de zaak betrokken waren, insgelijks ondersteuning werd verleend. Te vergeefs waren de pogingen van Gedeputeerde Staten om den Minister van zijne zienswijze terug te brengen.
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
‘s Gravenhage, den 2den Februarij 1882.