Bakkum
Straks gaat iedereen weer op vakantie, maar wij gingen op vacantie (met een c) naar Bakkum, het tentenkamp nabij Castricum. Vanaf m’n vroege jeugd kwamen we daar ’s zomers twee weken. Ik sta op fotoos als heel klein ventje samen met de familie van tante Siema, een zus van m’n moeder. De vacantie begon al thuis als de kist met spullen voor de vakantie werd ingepakt. Deze werd dan met een bodedienst naar Bakkum verstuurd en door ons, als we waren gearriveerd uit een loods opgehaald en naar het huisje gebracht. Het was een gehuurd huisje.
Als kind hoef je niets te doen om er te komen. Je zit achterop de fiets in een zitje en dan opeens ben je er. Later ging ik wel met vrienden naar Bakkum en dan merk je dat het toch wel een flink stuk fietsen is. Als we waren aangekomen moest er water gehaald worden voor in de tank. Dat deed je bij een gezamenlijk waterplaats waar de mensen zich ’s morgens wasten, schoren. En waar de moeders ’s middags de groenten schoonmaakten voor het eten, want dat ging gewoon door natuurlijk.
Bij de kranen, mijn broer Harry staat achter me.
Even een hapje eten, voor de foto doet moe ook even mee.
Het was een grote gemeenschap van mensen die elkaar soms al jaren weer op Bakkum tegen kwamen. Voor kinderen was het ideaal en dus ook voor ouders. Je had al snel vriendjes. Op de Veldweg naar het strand, aan het eind van het kamp was een groot terrein waar gesport werd. Vliegeren was ook populair. En tussen de bomen bij de huisjes werden vele lijntjes gespannen voor het badminton. En je had De Apenlaan met bomen waarin je kon klimmen, en het vijvertje wat verderop waar grote karpers in zwommen die de hele dag brood kregen van bewoners.
Niet ver van de ingang waren de winkeltjes. Toen ook nog houten kraampjes net als de huisjes. Visboer, melkboer, poelier, ijsboer. In een wat groter gebouw kon je je butogasfles omwisselen voor een volle en petroleum halen voor de lamp. Soms was de verlichting ook op gas met een kousje dat je moest aansteken. Er liepen dan hele dunne koperen leidingtjes door de tent voor het gas naar de lamp.
Bij het winkeltje van de poelier vroegen we wel eens om kippenpootjes. Dat waren de afgehakte pootjes en als je het goeie spiertje te pakken had kon je de tenen laten bewegen en meisjes laten schrikken.
De Bunker – Postkantoor
De kampeerder konden hun eigen krant laten opsturen en die moest je dan ’s middags bij het postkantoor ophalen. Het postkantoor was in een oude bunker. Gelukkig kampeerden er veel CPN’rs zodat je niet de enige was die De Waarheid kwam afhalen. Achter het postkantoor was een amfitheater ‘De Pan’ waar soms een muziek- of theateruitvoering werd gegeven.
En natuurlijk was er de zee. Via de Veldweg liep je door de duinen naar het strand. Stoffig en hier en daar kon je onderweg bramen plukken. Wel opletten dat je benen niet onder de krassen kwamen te zitten van de stekels. Bij het laatste duin was er dan eindelijk de zee. Plekje zoeken en daar bleef je dan een middag en daarna weer op huis aan. Teruglopen was minder dan heenlopen, de vermoeidheid sloeg toe. Bij het huisje moesten de moeders dan aan het eten beginnen en wij hingen rond tot het klaar was.
’s Avonds een rondje lopen, voetballen of op ‘jacht’; Fazantenjacht. Een buurjongen kwam al vroeg naar ons huisje en vroeg dan aan m’n vader, “Buurman, fazanten?”. Dan met m’n vader en nog wat jongeren uit de buurt de duinen en het struikgewas in. De fazanten vlogen pas op als je heel dichtbij was en je schrok je lam en dat was de sensatie van ‘de jacht’. Bakkum was echt fantastisch en ik heb daar uitstekende herinneringen aan.
Op de foto staat onze familie met campingburen die ook uit Zaandam kwamen.