Mevr. M.A. van Gulik-de Boer
Ruud Meijns
Maria (Riet) Aagje van Gulik–de Boer is geboren op 31 maart 1926 in de Czaar Peterstraat 52. Haar vader was metselaar en werkte bij Russelman en Hoenderdos op het Rustenburg.
Ze was enig kind maar had vier buurmeisjes van de familie Kelder die veel bij haar familie over de vloer kwamen. Haar moeder kon zo lekker koken en bakken. Ze maakte o.a. vlaggenknop in een juspannetje en ze maakte haar eigen boter.
Ze ging op school in de Stationsstraat; school 9. Je had twee scholen daar 9 en 10 en 9 zat het dichtst tegen De Vaart aan. Toen ze in de zesde klas zat, ging haar vader voor een gesprek naar school en haar leraar, meneer Scheepers, vertelde haar vader dat ze wel naar de HBS kon. Zelf dachten ze aan de MULO want ze had geen Frans geleerd. Daarin kon ze wel bijles krijgen voor 1 gulden per les. Hoewel dat heel wat geld was in die tijd deed haar vader dat toch; een goede investering. Haar schooltijd was in de oorlog en de gebouwen waren door de Duitsers gevorderd en zodoende heeft ze nog een periode in het voormalig Weeshuis in de Stationsstraat les gehad. Ze was zeventien toen ze van school afkwam.
In de oorlog heeft ze nog een tijdje, samen met een vriendinnetje, in de Purmer gewerkt, als dienstmeisje bij een boer. Zo hadden ze tenminste goed te eten. Haar vader had naar een hoefsmid in Purmerend geschreven of die niet een plekje wist bij een boer omdat er niet veel te eten meer was. Ze werden gebracht en de boeren mochten kiezen, en die eerste boer, z’n vrouw had reuma, koos Riet.
In het weekeinde gingen ze naar huis. Nog een geluk want in een weekeinde dat ze thuis waren werden er door Engelse vliegtuigen een lading bommen gedropt in het weiland naast de boerderij. Veel schade was het gevolg, maar de boerderij stond nog overeind. Maar ze kan het beter zelf vertellen. Ze doet het in ’t Zaans; een liefhebberij.
“Ik zee al dat ik nei me skooleksame een taidje op een boerderai in de Purmer ewerkt hew. Deer was ik den van maandagoggend tot zaterdagmiddag. Het weekend was ik tois. Eén maandag, toe ik bai de Westerweg kwam, stond deer een pliesie die me teuge hield. Toen die hoorde weer ik heen most, kon ik deurraaie. Hai zee; der is een bom evalle verderop, skrik maar niet.
Bai de boerderai an ekomme, weer ik werkte, verskoot ik bar erreg. Percies voor et hois, an de are kant van de weg, was een diepe krater in et wailand en der lag een stel dooie skepe bai. Deer mocht niemand nee toe, want der lagge ook nag niet ontplofte brandbomme bai, die moste eerst nag weg ehaald worre deur de Doisers.
Westerweg in de Purmer
Een Engelse bommewerper bleek eraakt te weze deur ofweereskut van de Doisers. In een poging om te ontkomme, loosde hai ze bommevoorraad midde voor de boerderai. Nou die was niet om an te zien: alle roite wazze esneuveld en alles lag onder et glas, ook de kamer weer ik altaid in sliep en me bed lag vol skerreve. Me ienigste gnappe jurrek, die deer nag hong, zat onder de gate van het glas.
De bewoners, die et mee emaakt hadde, wazze netuurlijk nag ontdaan, maar wazze der glokkeg met de skrik van ovvekomme. Maar de materiële skade was enorm. Dus nei ’n dag hard werreke om de erregste troep een bietje op te roden, gong ik ‘s eves maar wir op me fietsie nei ’t Zaantje terug, want in de boerderai was met al die stikkende rame voorlopig niet te weune. Et was een ongewisse taid en et gevaar kwam soms oit onverwachte hoek.”
Het verblijf in de Purmer deed haar wel goed; ze groeide een pond in de week. ’s Morgens lekkere tarwepap in melk. Thuis hadden ze gortenpap in water. Maar als ze naar huis ging kreeg ze altijd iets mee van de boer, voor thuis.
Na die tijd bij de boer is ze gaan werken op het postkantoor aan de Dam. Ze deed eerst nog een cursus van drie maanden in Schagen. Daar werden alle handelingen geleerd voor achter het loket; snel leren rekenen, geld tellen. Ook alles over de giro, over stortingen, over postwissels. In die tijd is ze nog wel eens uitgeleend aan Purmerend als daar ziekte of zeer was. Dat gaf wat extra loon en reis- en verblijfkosten. Toen een chef over dat laatste vroeg waarom ze niet met de trein heen en weer kon gaf een collega haar een alibi, “zeg maar dat je bang bent dat de trein beschoten wordt”. Dat werd geaccepteerd en ze kon bij haar oude adres in de Purmer in de kost als ze in Purmerend moest invallen. Na de PTT heeft ze een baan aangenomen bij deurwaarder van de Weetering op de Gedempte Gracht (zie foto). Daar heeft ze tot haar trouwen met Goos van Gulik in 1953, gewerkt.
Door de grote woningnood gingen ze inwonen bij haar ouders, Czaar Peterstraat 52. Na 2 ½ jaar, en een kind, kregen ze een woning in de Rosmolenstraat hoek Jan Bouwmeesterstraat. Na een jaar kregen ze gelegenheid het huis van haar oude buurman, op nummer 54 te kopen, naast haar ouders. Dat ging niet zo makkelijk, maar met een woningruil met vijf personen is het uiteindelijk voor elkaar gekomen. Ze wonen er nog steeds. Het oude huis heeft wel een nieuwe fundering gekregen anders was het gaan verzakken.
Toen de kinderen al groot waren heeft ze nog een baantje aangenomen bij MAVO-Zuid op de administratie. Daar heeft ze 17 jaar gewerkt. Wel een paar keer verhuisd; Meidoornstraat, Pauwenven.
Zaanse taal
Rie heeft haar talenknobbel ook gebruikt om het Zaans in ere te houden. Haar vader sprak Zaans dus is het haar, als het ware, met de paplepel ingegoten. In haar jeugd werd er nog veel Zaans ‘esproke’. Je moet er van houden en dat doet ze. Ze heeft aan het Zaans dictee meegedaan. De eerste keer had ze meteen al de tweede prijs; ze kreeg het boek de Zaanse Volkstaal van Boekenogen. Klaas Woudt, de grote kenner en stimulator van de Zaanse taal, heeft nog een felicitatie in dat eerste boek geschreven. Gelukkig viel ze nog een paar keer in de prijzen zodat allebei haar dochters nu in het bezit van het boek van Boekenogen zijn. Vriendinnen van haar dochters wilden ook wel Zaans leren, dus een avondje met elkaar gelezen, maar vooral de uitspraak blijft toch moeilijk.
Mensen denken wel eens dat Zaans en Westfries hetzelfde is, maar het zijn twee aparte dialecten. Toen ze in de oorlog een tijdje in de Purmer verbleef, merkte haar vader het direct. Hij vond haar al aardig Westfries spreken.
Een dialect is voor mensen die er niet mee opgegroeid zijn soms onmogelijk om te volgen. Ze las eens op een bonteavond van het NIVON een verhaaltje van Klaas Woudt voor. Achteraf hoorde ze dat de mensen, die overal uit het land kwamen, er niets van hadden gesnapt. Klaas Woudt schreef al:
‘Me hoeve mekander niks wais te make, et Zaans is allegaande de skaitberreg oppegaan. Der is temet niks van overebleve, je hore et niet meer.’
Gelukkig zijn er nog mensen de er plezier in hebben om het in ere te houden. Zoals Marie Kleij die als Kleidoifie in de krant schreef. Alle stukjes uit de krant hebben Goos en Rie van Gulik bewaard en keurig ingeplakt.
NIVON
Goos en Rie zijn al jaren lid van het NIVON (Nederlands Instituut voor Volksontwikkeling en Natuurvriendenwerk). Tot voor kort gingen ze enkele keren per jaar op een tripje naar een huis in de natuur. Wandelen in de natuur voornamelijk, maar ze zijn ook wel eens wezen Langlaufen, maar dan zie je zo weinig, wandelen beviel beter. Soms was het overnachten in een heel primitief houten gebouwtje midden tussen de bergen, soms wat luxueuzer. Samen hebben ze nog een adviesbureautje gehad voor het Nivon om mensen van advies te dienen waar ze het beste heen konden gaan. Met de komst van internet werd dat overbodig. Er staan nog talloze boeken met informatie over bestemmingen, zelf bijeen gescharreld en ingeplakt; allemaal overbodig geworden.
Ze speelt nog wel met een aantal Nivon-leden muziek. Ze speelde 58 jaar bij Con Amore, mandoline-orkest. Samen met het Vocaal Kwintet, mooie mannenstemmen. Maar zoals met zoveel verenigingen en groepen gaat, die werd ziek en die kreeg wat. Gelukkig zijn wat leden meegegaan naar de Nivon-groep, waar ze alweer 20 jaar speelt. Ze heeft ook nog gitaar gespeeld en met haar dochter blokfluit.
Als haar man Goos binnen komt, hij was aan het werk in de tuin, hebben we het nog even over een schilderijtje van de plek waar hij geboren is, aan de Westzanerdijk. Dat was nog net in Zaandam, maar hij ging in Westzaan op school. Met z’n achtste jaar is hij naar Zaandam verhuisd.
Op dat schilderijtje in de kamer staat zijn geboortehuis nog, rechts naast het bruggetje. Onder het bruggetje hield z’n vader konijnen. En het ‘skaithois’ stond, natuurlijk, boven de sloot. Op de achtergrond, nog net zichtbaar, het huis van Rote, de houthandelaar.
Foto’s: Waterland Archief, Gemeentearchief Zaanstad en eigen foto’s.