Madame Sylvia en de Schat van Claes Compaen
Ruud Meijns
Als in 1929 in de ‘Berliner Taches Zeitung’ een bericht staat waarin Gravin Beck-Rzikowsky, beter bekend als de helderziende ‘Madame Sylvia’, bekend maakt dat er in Zaandam, op de oude begraafplaats een schat van Claes Compaen verborgen ligt, begint de goudkoorts vormen aan te nemen die in het Zaanse ongekend is. Men droomt al van de opbrengst.
Het waren, we spreken over de jaren dertig, financieel moeilijke tijden en het zou een flinke meevaller kunnen zijn voor het gemeentebestuur. Het ontbreekt haar niet aan geldschieters. Madame Sylvia krijgt vergunning om in de begraafplaats te gaan spitten naar de schat. Dat spitten wordt gedaan door werklozen waarvan er in die tijd genoeg waren.
De oude begraafplaats lag op de plek waar nu het Verzetsplantsoen is, tussen de A. de Savornin Lohmanstraat en de K. Kanstraat. Op de foto is de Jan Ligthartschool aan de Klaas Katerstraat te herkennen.
Het terrein was al onder handen genomen nadat door een doorsteek vanuit de Zuiddijk-Wilhelminastraat de A. de Savornin Lohmanstraat was ontstaan. Een nieuwe ontsluiting naar de Oostzijde.
De schat die er verborgen zou liggen zou afkomstig zijn van Claes Compaen (1587-1660) die ten tijde van Frederik Hendrik (1584-1647) een berucht zeerover was. Na het beëindigen van zijn loopbaan, kreeg hij een vrijgeleide als hij zou stoppen, en keerde terug naar Oostzaan. Iedereen was ervan overtuigd dat hij stinkend rijk was en dat zijn ‘schat’ ergens verborgen zou hebben.
Door de helderziende gaven van Madame Sylvia zou er nu eindelijk uitsluitsel komen over deze nooit ontdekte schat. Ze had een plaats aangeduid als ‘dichtbij een kerktoren’. Dat zou de Oostzijderkerk kunnen zijn.
Er moest een diepte van 10 meter gehaald worden want daar zou, allemaal volgens de helderziende barones, in een halve cirkel een oud fundament liggen. Men begon in april onder grote belangstelling van publiek en pers te spitten.
Eind april stuitte men op een kluisje van 30x30 cm. Dat gaf hoop en bij het openen waren vele notabelen en publiek aanwezig. Burgermeester Laan, de politiecommissaris en enkele wethouders waren belangstellend.
Hier wordt het kistje getoond aan het publiek. De man rechts met de pet is de opzichter van de gemeente Gerrit Emmer.
Het was geen schat die men vond. Slechts een piep klein stukje goud dat mogelijk afkomstig was van een slotje van een kettinkje. Uiteraard was men teleurgesteld en vloeide er voorlopig geen grote opbrengst in de gemeentekas. Er werd al snel gedacht dat hier een grappenmaker aan het werk was geweest.
In mei vond men onder een houten vloer een terracotta beeldje voorstellend een meisje van ongeveer 70 cm hoog dat geheel in stukken lag. Maar men vond het aanwijzing genoeg om licht optimistisch te zijn. Maar burgermeester Laan had er genoeg van en trok de vergunning in.
Hier arriveert een wagen met cilinders die bij het graven gebruikt gaan worden.
Namens de geldschieters wordt een advocaat ingeschakeld om protest tegen de intrekking aan te tekenen, tevergeefs. Maar in januari 1932 komt er een nieuw verzoek binnen van de Barones. Er zijn aanwijzingen van edele metalen, gevonden door de zoon van de barones, Graaf Fritz Beck en de gebroeders Wilhelm en Walter Henning. De vergunning wordt alsnog afgegeven ondanks protesten uit de gemeenteraad.
De schatgravers doen hun best, zeggen dat er sporen van edele metalen zijn gevonden, maar uiteindelijk gaat het uit als een nachtkaars. In juni 1932 stopt Madame Sylvia definitief en de kuilen kunnen dicht worden gegooid. Louis Davids schrijft er nog een liedje over en iedereen gaat weer over tot de orde van de dag.
Bron:
- Wikipedia
- Diverse kranten
- 100 jaar Zaanstreek, P. Roggeveen
- Gemeente Archief Zaanstad