J.E.W. Duys
Ruud Meijns
Er zijn in de politieke geschiedenis figuren die we liever vergeten. De socialist Duys, die lid van de gemeenteraad en wethouder van de gemeente Zaandam was, is misschien zo’n man. Hij is, ondanks dat hij op latere leeftijd ernstig van zijn oorspronkelijke basis afweek, voor Zaandam van belang geweest.
Jan Eliza Wilhelm Duys is geboren te Nijmegen op 21 februari 1877 en overleden te Lochem op 15 september 1941. Hij was de zoon van Gideon Herbert Duys, koopman in koloniale waren, en Maria Adriana Bruenis. Hij trouwde twee maal.
Duys begon, na de lagere school, aan de HBS waar z’n vader hem vanwege onhandelbaar gedrag op 13 jarige leeftijd van school haalde. Hij werd naar zee gestuurd en voer anderhalf jaar mee op een stoomschip. Na terugkomst maakte hij de HBS af en volgde een opleiding voor notaris, maar het notarisambt trok hem niet echt. Wat hij wel zag was de ongelijkheid tussen man en vrouw. In 1899 schreef hij een brochure waarin hij pleitte voor de openstelling van het notarisambt voor vrouwen.
In 1901 verhuist hij naar Amsterdam en kwam daar in aanraking met het socialisme. In 1902 werd hij lid van de S.D.A.P. en binnen een jaar was hij voorzitter van de afdeling Amsterdam IX, waar hij vooral als spreker opviel.
Zaanstreek
Na het vertrek in 1906 van de propagandist dhr. Mendels, wordt Duys als zijn opvolger aangesteld bij de S.D.A.P. in de Zaanstreek. Was Mendels een meer bedachtzaam persoon, Duys, hij is dan nog maar 29 jaar, is een fel en hartstochtelijk vertegenwoordiger van de Zaanse arbeidersbevolking. Hij trekt fel van leer tegen het liberale machtsblok in de gemeente Zaandam. De gemeenteraad telde 11 Liberalen, 2 Vrijzinnig Democraten, 2 Anti-Revolutionairen en 2 van de Rooms Katholieke kiesvereniging.
Duys stelt voortdurend het beleid van het gemeentebestuur aan de kaak op een manier die bij de bevolking in de smaak valt. Hij heeft als spreekbuis het blad ‘De Voorpost’, waar hij Mendels als hoofdredacteur is opgevolgd. Men kan rustig zeggen dat Duys aan de wieg heeft gestaan van de machtige positie die de S.D.A.P., en later de PvdA, in Zaandam zal veroveren.
Debater
Duys is een begenadigd spreker. Als hij spreekt trekt hij volle zalen, de toehoorders verwachten veel van hem. Op 1 mei, de Dag van de Arbeid, spreekt Duys vanaf het balkon van Ons Huis aan de Gedempte Gracht de bevolking toe. Hij wordt ook buiten de Zaanstreek als spreker gevraagd.
Voor opposanten is Duys een lastige klant. Hij beschikt over een archief, door z’n vrouw bijgehouden, van knipsels met uitspraken van kopstukken van andere partijen. Zo weet hij menig politicus in een debat van repliek te dienen, en onderuit te halen, door hem vroegere uitspraken voor de voeten te gooien. Over een tegenstander zei hij, “Ik ken hem. Ik heb hem twee maal gehoord, één keer moest hij hoesten en de andere keer liet hij zijn potloodje vallen”.
In 1905 raakte hij als gevreesd debater bekend toen hij de anti-revolutionaire mr. G.J. Sybrandi zo hard aanpakte dat de man de politiek verliet en het werkwoord ‘sybrandiseren’ van politieke tegenstanders ontstond. Deze toenmaals geruchtmakende zaak leverde Duys veel uitnodigingen als spreker op.
J.E.W. Duys tijdens een verkiezingsbijeenkomst
Raadslid en wethouder
In 1907 werd hij gekozen in de gemeenteraad van Zaandam. In 1909 werd hij, onverwachts, gekozen in de Tweede Kamer voor de S.D.A.P. In 1912 wordt Duys als eerste S.D.A.P.-wethouder gekozen. Bij de verkiezingen van 1913 behaalde de partij de absolute meerderheid in de Zaandamse Gemeenteraad.
Als raadslid treft hij vertegenwoordigers van de burgerlijke partijen, waarin vooral veel ondernemers en zakenlieden het tot die tijd voor het zeggen hadden. Uit zijn tijd als raadslid is vooral zijn kwestie met burgemeester Elias bekend gebleven over diens reisje naar Rusland. In het debat in de raad met wethouder Brinkman, die de burgemeester verdedigt roept Duys “Mogen de hoge heren dan alles doen?” Duys doet hiervan, uiteraard, zorgvuldig verslag in De Voorpost. Burgemeester Elias zal daarna ontslag nemen en vervangen worden door een sociaal democraat; Kornelis ter Laan.
Binnen de SDAP is Duys omstreden, sommigen kunnen zijn bloed wel drinken. Maar als hij in 1909 bij de Tweede Kamer verkiezingen wordt gekozen schrijft de oude Troelstra, “dat Duys het district Zaandam met ongekende bekwaamheid en geestdrift had veroverd”. Ondanks felle aanvallen van zijn tegenstanders in de liberale De Zaanlandsche Courant wordt Duys in 1910 in de Provinciale Staten gekozen.
Als wethouder voor de gemeentebedrijven ging Duys voortvarend te werk. De noodlijdende gasfabriek wist hij te veranderen in een efficiënt en winstgevend bedrijf. Maar voor hij de zaak tot zich trok liet hij de directeur een rapport opstellen over hoe het bedrijf ervoor stond. Hij zegt tot de raad, “Daarom ben ik zo vrij, van te voelen, precies te zeggen wat voor failliete boedel ik overneem”.
1914 – Burgemeester en wethouders v.l.n.r. D. Donia, K. ter Laan, P. Kraan, D. v.d. Laan en J.E.W. Duys. De staande man achter is dhr. Brand, de bode.
Ook speelde Duys een rol bij de electriciteitsvoorziening in Zaandam door een contract over electriciteitslevering vanuit Amsterdam af te sluiten. Mede door zijn inspanning kon in december 1914 de bedrijfsvoering van het gemeentelijke electriciteitsbedrijf worden vastgesteld. Hij verhoogt direct de tarieven om te komen tot een ‘efficiënte en commerciële bedrijfsvoering’. Daarvoor moest hij wel strijd leveren met zijn eigen fractie die daar niets voor voelde.
Duys zorgde ervoor dat de gemeentewerklieden een achturige werkdag kregen. Andere verbeteringen waren o.a. verlof op 1 mei, verpleging in het sanatorium, uitbreiding aantal vrije zondagen, dubbel loon op feestdagen, uitbetaling loon gedurende ziekte en nog enkele zaken.
Duys kreeg ook nog een bijnaam. Hij stelde tijdens de Eerste Wereldoorlog een gaarkeuken in. Het voedsel was van een dermate slechte kwaliteit dat hij er de bijnaam ‘Jan Erwtenwater’ aan overhield.
De gemeentelijke gaarkeuken, hoek Hogendijk
In de Tweede Kamer stuurde hij aan op een conflict met de regering over de werklozenzorg. Duys had, toen hij bij de Rijksverzekeringsbank werkte zich verdiept in de problemen van de sociale verzekeringen en gold als expert. In 1913 boekte Duys succes toen zijn amendement op minister Talma’s wetsvoorstel inzake de oudedagsvoorziening werd aangenomen. Hierdoor verkregen 70.000 ouden van dagen, van 70 jaar en ouder, voor het eerst een uitkering, zgn. ‘ouderdomsrente’, die wekelijks werd uitgekeerd.
Tijdens de grote houtstaking van 1914 kan burgemeester ter Laan zich niet veroorloven kritiek op de werkgevers te uiten, hij is tenslotte de burgemeester. Duys doet het voor hem. “De werkgevers doen niet anders dan de taak van de burgemeester als hoofd van de politie verzwaren, omdat ze dan later bij eventuele mislukking kunnen schermen met allerlei voorstellingen omtrent ‘socialistische wanorde’”.
In het zelfde jaar, 1914, loopt Duys te ver voor de troepen uit als hij zijn handtekening zet onder een petitie aan de regering om de ‘Grondwettelijke gelijkstelling van de vrouw met de man’ te vragen. De S.D.A.P. had vergaderd en besloten deze petitie niet te steunen. Duys verklaarde dat hij het verzoek had gedaan zijn handtekening ongedaan te maken omdat hij ‘niet mocht tekenen van zijn partij’. Hij had het eerst moeten vragen. Helaas blijft zijn handtekening op de lijst staan. De Zaanlandsche Courant merkt wat plagerig op dat dit blijkbaar de vrijheid van gedachte is bij de S.D.A.P.
In 1923 verlaat Duys de Zaanstreek; hij geeft z’n wethouderspost en raadslidmaatschap op. Ook vertrekt hij als lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland en verhuist hij naar Den Haag. Hij wil zich vooral met het Kamerlidmaatschap bezig houden en met een rechtenstudie die hij in 1926 voltooid.
Als advocaat doet Duys van zich spreken door als verdediger op te treden van enige studenten uit Nederlandsch Indië, waaronder Mohammed Hatta, die beschuldigd werden van opruiing tot geweld. Ze worden vrijgesproken. Hatta wordt na de onafhankelijkheid, de eerste vicepresident van Indonesië.
Vrijwel direct na die verkiezingen van 1925 stelde het fractielid J.E.W. Duys de vraag of de S.D.A.P. haar traditionele boycot van het uitspreken van de troonrede door de koningin niet zou moeten beëindigen. Bij de socialisten heette prinsjesdag voortaan ‘rode dinsdag’. Die boycot was langzamerhand een netelige kwestie voor de socialisten geworden.
In 1931 verloor het echtpaar Duys hun enig kind, een dochtertje van elf jaar. Duys bewoog zich door deze schok richting het christelijk geloof. Zijn vrouw zag de dood van hun kind als een teken van God. Duys maakte kennis met de Oxford Groep en kwam onder invloed van de Morele Herbewapening waardoor zijn ideeën veranderden.
Het conflict van Duys met de leiding van de S.D.A.P. breekt uit in 1933 toen de partij de muiterij op het pantserschip De Zeven Provinciën niet ondubbelzinnig wilde veroordelen.
In een brochure ‘Ter Oriëntering’ zet Duys zich af tegen de partijlijn. Hij stelt hierin enkele zaken aan de orde zoals onvoorwaardelijke keuze voor de democratie, dus het afzweren van revolutie als strijdmiddel. Daarnaast wil hij een loyale opstelling tegenover het koningshuis, verwerping van eenzijdige ontwapening en strijd tegen het communisme.
Tijdens het S.D.A.P.-partijcongres in 1934 werd Duys het woord geweigerd ondanks de vele moties die tegen hem waren ingediend. Hij verliet woedend de zaal met de kreet ‘leve de democratie’. Op een vergadering van de afdeling Noord-Holland Noord krijgt hij wel het woord en pakt dan flink uit tegen het partijbestuur. Na zijn speech hief de vergadering spontaan ‘De Internationale’ aan.
Eind 1935 breekt Duys met de S.D.A.P., maar behoudt z’n zetel in de Tweede Kamer. De partij beschuldigt hem van heel wat zaken zoals plichtsverzuim sinds 1913. Er heerst veel rancune in de relatie tussen het lid Duys en de partij.
In zijn verdediging zegt Duys, ‘Volgens “eenstemmig oordeel der fractie” zou ik eigenlijk reeds sedert 1913, dus zegge 22 jaar lang, mijn plicht als Kamerlid schandelijk hebben verwaarloosd. Kom aan! Ik ben in die 22 jaar niet alleen door de S.D.A.P. vijfmaal candidaat gesteld, maar vijfmaal zelfs lijstaanvoerder geweest. Telkenmale in de meest hoogdravende bewoordingen bij de kiezers door de S.D.A.P. aanbevolen.’ Daar heeft Duys wel een punt maar zijn positie is onhoudbaar en hij wordt tenslotte door de partij geroyeerd.
In een commentaar in de Groene van november 1935, zegt Josephus Jitta, een bekende jurist,
’De geheele openbare carrière van den Heer Duys is gekenmerkt door een reeks sensaties en overdrijvingen. Wat zegt men van de uiting in zijn voorlopige rechtvaardiging, dat hij gewenscht zou hebben in zijn eigen partij slecht één tiende van de rechtszekerheid te hebben mogen genieten welke men op dit oogenblik in Duitschland aan de communisten wordt verleend? Men moet wel geheel door het dolle zijn, om te geloven, dat eenig redelijk mensch dat zal slikken’,
aldus Jitta.
In het voorgaande klinkt al iets door van de ommezwaai die Duys in zijn denken maakt. J.E.W. Duys eindigde als lid van de NSB en liet zich in 1941 tijdens de bezetting tot één van de vijf ‘vredesrechters’ (een nationaal-socialistische variant op het Nederlandse rechtstelsel) benoemen. Zijn dood in hetzelfde jaar verhinderde dat hij als zodanig is opgetreden.
E.W. Duys was:
– lid gemeenteraad van Zaandam, van 3 september 1907 tot 2 september 1923 – lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 21 september 1909 tot 8 juni 1937(in 1909-1918 voor het kiesdistrict Zaandam) – lid Provinciale Staten van Noord-Holland, van 5 juli 1910 tot 3 juli 1923 (1910-1919 voor het kiesdistrict Zaandam) – wethouder (van onder meer gemeentebedrijven) van Zaandam, van 15 oktober 1912 tot 2 september 1923
Bronnen: Op naar het licht van J. J. ’t Hoen, IISG, De Rode Zaan, diverse kranten.
Foto’s: De Rode Zaan, Gemeentearchief Zaanstad