Hüsnü Polat - gelijke kansen, samen delen
Ruud Meijns
In 1974, bij het Wereldkampioenschap voetbal, kwam Hüsnü Polat als 8-jarig jochie naar Nederland. Dat kampioenschap is wat hij zich nog het meest herinnert van die tijd. Nog kan hij enthousiast over Cruijff en Beckenbauer vertellen. Bijna de hele familie voetbalt, dochter bij Hercules, de zoon bij Zaanlandia en Hüsnü zelf speelt recreatiefvoetbal bij Sporting Krommenie.
Hüsnü Polat, lid van de gemeenteraadsfractie van de PvdA, is geboren op 26 mei 1966 in Sülperan, Turkije, in een dorpje in de streek Erzincan.
Na de revolutie van Atatürk, kregen dorpen en steden Turkse namen en werd Sülperan omgedoopt in Demir Pinar Küyü. Omdat men ook in Turkije soms terug verlangt naar vroeger is de naam nu weer Sülperan.
Vader werkte in z’n geboortedorp op het land en soms in de bouw. In 1969 vertrok hij als gastarbeider naar Nederland. In 1972 volgde moeder, twee broertjes en een zusje. Anderhalf jaar later volgden Hüsnü en zijn broer.
Het gezin Polat voor het vertrek naar Nederland. Hüsnü, achteraan tussen vader en moeder.
Vader Polat heeft eerst bij Vredestein Banden gewerkt en toen hij naar Zaandam trok kwam hij in dienst bij Kijlstra Beton. Toen dat bedrijf naar Friesland verhuisde heeft hij ander werk gezocht.
Het gezin woonde op Groenland en vader Polat woont daar nog steeds. Hüsnü kwam op de Hugo de Grootschool, achter de Bullekerk, bij meester Eric Hoorn. Na die twee jaar lagere school kon hij naar de Mavo. Taallessen kreeg hij, na schooltijd, van mevr. Van Kessel. Als kind leer je heel snel de taal spreken. De grammatica heeft hij mevr. Van Kessel geleerd.
De Hugo de Grootschool voor de Bullekerk, Hüsnü, achterste rij, 2e van links
Het hoofd van de school, meester Bollema, gaf hem een advies voor de Mavo mee. Het werd Mavo De Bark aan de Provincialeweg. Hij heeft Mavo-3 en 4 gedaan en kon toen naar de MEAO in Wormerveer. Na 4 jaar koos hij voor de HEAO.
Min of meer bij toeval kwam hij terecht bij een voorlichtingsbijeenkomst van de HEAO en uit de vacatures die hij in de Volkskrant had gezien werd deze opleiding veel gevraagd. Een extra zetje kreeg hij van een mede-leerling die zich afvroeg wat hij op de HEAO moest doen vanwege z’n slechte cijfers. Nadat hij geslaagd was heeft hij haar nog bedankt, want ze had hem net dat extra zetje gegeven om keihard te gaan werken en te slagen.
Hij woonde nog thuis, met zeven personen, ouders en vijf kinderen, dus daar was weinig ruimte en rust om goed te studeren. Een vriend van de familie woonde in de E. Heimansstraat, boven de Vomar. Deze vriend had een kamer voor hem. Daar heeft hij de HEAO goed kunnen afmaken. Niet dat het vanzelf ging, het was hard ploeteren en werken. Hij haalde het eindexamen.
Een baan had hij al, tenminste als hij zou slagen. Bij Solvay Duphar, een pharmaceutisch bedrijf, waar hij als commercieel orderbeheerder aan de slag ging. Intern maakte hij na drie jaar de overstap naar artsenbezoeker. Dat verliep niet zoals hij gehoopt had. De wijze waarop hij het werk wilde doen was niet zoals zijn leidinggevende het uitgevoerd wilde hebben. Hüsnü ging uit van een persoonlijke benadering van de arts, maar het bedrijf zag meer in de Amerikaanse benadering van, zeg maar, ‘zoveel mogelijk door de strot duwen’. Dat werkte bij hem niet. Er gebeurden dingen die het daglicht eigenlijk niet konden verdragen; het weggeven van snoepreisjes, artsen werden in de watten gelegd zolang ze maar afnamen. En dat was niet in het belang van de patient.
Hüsnü ziet wel dat er een verschuiving heeft plaats gevonden. De macht is van de industrie overgegaan naar de zorgverzekeraars, die dicteren nu alles. De industrie heeft macht verloren, artsenorganisatie en apothekers hebben bijna niets meer te vertellen. De ontwikkeling dat zorgverzekeraars huisartsenposten in eigendom hebben is helemaal een zorgelijke ontwikkeling. In de neoliberale wind die over Nederland waait wordt alles goed gepraat. Hüsnü vertelt, als voorbeeld over toen zijn moeder gedeeltelijk verlamd raakte door een bloedprop in haar hoofd en haar spraak kwijtraakte. Onafhankelijke artsen adviseerden haar in een omgeving te plaatsten waar haar moedertaal werd gesproken, zodat wellicht haar spraak weer terug zou komen. Bij de zorgverzekeraar voorgelegd dat dit in Nederland niet mogelijk bleek, maar in Turkije wel. Onbespreekbaar, ze wilden er ook niet over meedenken. Uiteindelijk met z’n moeder naar het hoofdkantoor gereden, de zaak nog eens uitgelegd en daar bleek dat de dame zelf ook zoiets in de familie had meegemaakt en toen kon het wel. Het was ook nog eens veel goedkoper. Hun uitgangspunt is het commerciële belang en niet het welzijn van de patiënt. Nul kosten is altijd het beste voor hen. Hier komt de sociale radar van Polat naar buiten.
Vanzelf komen we op de oudere generaties. In onze samenleving zijn er grote groepen Turkse, Marokkaanse, Surinaamse ouderen die straks hulp nodig zullen hebben. Er zijn enige initiatieven, maar daar gaat het commerciële belang voorop. Polat is voorzitter van de Turkse ouderen vereniging Huzur en krijgt ook daar al signalen dat vergrijzing met dementie een probleem zal gaan worden, vooral als steeds meer verzorgingshuizen gaan sluiten.
In z’n werk deed hij na Duphar een opdracht in Olst om commercieel medewerkers op te leiden. Hij heeft voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een onderzoek naar de ‘derde geldstroom’ bij Universiteiten gedaan, dat is het geld dat universiteiten uit de markt moeten halen. De bedoeling was dat hij na dit project zou instromen bij het ministerie, maar hij kwam er bij dat clubje van hoog opgeleide mensen, niet tussen.
Wel vond hij een baan in de verzekeringen. Hoewel hij van menig verschilde met zijn directe chef over de arbeidsvoorwaarden, nam hij de baan aan en liet na een jaar, aan de eigenaar van het bedrijf zien waartoe hij in staat was. Hij kreeg, met terugwerkende kracht betere arbeidsvoorwaarden toegekend. Zijn commerciële aanpak viel in de smaak. Toen dit bedrijf opging in een groter verdween het plezier en na negen jaar nam hij afscheid van het bedrijf.
Volgens Hüsnü Polat is de kreet ‘1 + 1 = 3’, echt onzin; managementgeklets. Dat is het idee dat als alles maar groter zou worden het ook beter zou worden. Dat is niet zo. Dat is ook wel in het onderwijs gebleken, waar heel veel kapot is gemaakt door managers die niks met het onderwijs op hadden, maar alleen naar de groei van hun portefeuille keken.
Hij was ondertussen (1996) getrouwd en in 2002 kwamen zijn twee kinderen; een tweeling. Met zijn toenmalige werkgever was hij in een rechtzaak verwikkeld. Men had het plan opgevat hem met de hele portefeuille die hij onder zich had, te verkopen aan een ander bedrijf. Van de rechtzaak is niemand beter geworden, maar hij zat wel, na afloop, zonder baan.
Dat gaf hem de gelegenheid om voor z’n kinderen te zorgen. Deze eerste anderhalf jaar beschouwt hij nog steeds als de mooiste periode die hij heeft meegemaakt. Om mee te maken dat de kinderen dingen ontdekken, voor het eerst gaan staan, dat geeft een speciale band met ze. Daarna heel veel gesolliciteerd, heel veel afgewezen en je voelde dat je naam en je afkomst een rol spelen in die afwijzing.
Uiteindelijk aangenomen bij het Nationaal Spaarfonds, een verzekeringstak van Delta Lloyd. Op het moment dat hem een vast contract werd aangeboden was hij al, via allerlei omwegen, in gesprek met de Arbeids Inspectie. En daar werkt hij nog steeds.
Nog even terug naar de afwijzingen op sollicitaties. Voelde dat als discriminatie? Polat is één van de oprichters van het Meldpunt Discriminatie Zaanstreek en is nog steeds als vrijwilliger verbonden aan het Bureau Discriminatiezaken Zaanstreek/Waterland. Discriminatie was er toen en is er nu nog en blijft een moeilijk fenomeen. Ook in eigen kringen wordt er gediscrimineerd. Het heeft niks met je kwaliteit te maken.
Zelf heeft hij dat ook ondervonden en daar word je heel boos over. Hij deed als scholier in de jaren ’80 vakantiewerk in een kippenslachterij. Toen er iemand ziek werd moest het werk herverdeeld worden en ontstond er een probleem. De chef vond dat hij een bepaald klusje op zich moest nemen omdat ‘Nederlanders dat niet kunnen’. Hij is nog naar de baas gestapt, maar dat win je nooit, maar het is een naar gevoel. Dat was min of meer de aanleiding om dat meldpunt op te richten, overigens samen met nog drie mensen.
Ze hebben een blad uitgegeven, in het Turks en in het Nederlands om de mensen te informeren. Dat is ter ziele gegaan, maar er kwamen mensen bij en hij is nog steeds als vrijwilliger verbonden met het Bureau Discriminatiezaken Zaanstreek/Waterland. Het is jammer genoeg nog steeds noodzakelijk.
Vanaf het begin van zijn werkzame leven is hij actief geweest. Werd direct lid van een vakbond en van de Partij van de Arbeid. Dan valt de naam van Den Uyl, een man die in de politiek de waarden van samen delen, gelijke kansen, het verheffen van de massa, hoog in zijn vaandel had staan. Dat zijn de waarden waar de PvdA voor moet staan. Polat denkt dat hij heeft kunnen studeren dankzij de mogelijkheden die er toen waren. Nu zou dat heel wat moeilijker zijn.
Hij gaat uit van het goede in de mens. Dat er slechte mensen zijn is duidelijk en dat er gestraft moet worden ook. Polat begrijpt dat de samenleving om bestraffing vraagt, maar het bij elkaar stoppen van criminelen vindt hij een slechte oplossing. Pak ze stevig in hun bezit aan, dat voelen ze. Wraak is een slechte raadgever. Mensen als Mahatma Ghandi, Nelson Mandela hebben wraak altijd afgewezen als oplossing.