Heilig Geloof
Ruud Meijns
Ik ben niet gelovig opgevoed en ik heb er later ook niets mee gekregen. Maar in Sint Nikolaas heb heilig in geloofd. Toch merkwaardig zo’n geloof in een atheïstisch gezin.
Sinterklaas is altijd met geheimen omgeven. Een schoorsteen waarin het eten voor een paard verdwijnt en er een cadeautje voor in de plaats komt. Voor mij was het altijd een raadsel hoe die pakjes bij ons thuis in de gang terecht kwamen.
We hadden een lange gang in de Rosmolenstraat en het was pakjesavond. Ik zat op de stoel naast de deur naar de gang en bij het minste of geringste gerucht trok ik de deur open om te kijken of die zak er al lag, nooit iemand gezien. Ook als gebonsd werd en er wel een zak lag heb ik nooit kunnen ontdekken hoe die zak in de gang terecht was gekomen. Maar als ik dan die zak met presentjes zag was ik allang het raadsel vergeten dat daaraan voorafging.
En dan die schoen. Dat was en even groot raadsel. Bij mijn vader op de scheepswerf De Beer werd jaarlijks een sinterklaasfeest gegeven voor de kinderen van het bedrijf. In de grote kantine was iedereen verzameld en dan kwam Sint met de Pieten binnen. Je bent al zenuwachtig dat er zo’n gewichtig persoon binnen kwam. Er stond een troon voor hem klaar en er lag het grote boek van de Heiligman. Dat boek, daar snapte ik ook niets van; hoe kon hij dat weten?
Eén voor één werden de kinderen van de werknemers genoemd, moesten ze naar voren komen en na een praatje, dat we allemaal mee konden beluisteren via de microfoon, kregen ze een cadeautje en dan het volgende kind. Je wist nooit wanneer je eigen naam zou worden genoemd. Toen werd mijn naam geroepen, slaat de schrik je om het hart en met een duwtje word je dan naar voren gestuurd. Zwak in je benen loop je naar voren. “Zo Rudy”, zei de Sint. Eerst nog van dit en van dat en dan of ik graag voetbalde. “Ja Sint”. “Maar Rudy” en opeens noemt hij m’n schoenen waar ik mee had gevoetbald, net nieuw en nu al beschadigd. Eerst ga je door de grond, dan denk je ‘hoe weet hij dat?’. Toen moest ik beterschap beloven, kreeg ik een cadeautje en mocht ik terug naar m’n stoel. Volgens mij zat mn moeder te grinniken, wat ik nogal ongepast vond.
Dat van die schoen is lang een raadsel gebleven, ik snapte gewoon niet hoe zo’n vreemde man zo iets kon weten. Daar wisten ze toch alleen bij ons thuis iets van?