De Kruistocht van Dr. Schoo
Ruud Meijns
In Volkstuincomplex De Visarend in Lelystad lopen mannen in fluorescerende hesjes. NVWA staat op hun rug: Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. De mannen vragen bewoners om spullen als emmers en gieters zo veel mogelijk binnen op te bergen; alles waar een bodempje water in kan blijven staan. Ook behandelen ze waterplasjes met een speciaal middel gemaakt om muggenlarven te doden.1
Dit stond afgelopen week in de bijlage ‘Sir Edmund’ van de Volkkrant. In 2016 wordt er weer jacht gemaakt op muggen die besmettelijke ziekten kunnen overbrengen; denk aan het Zika-virus. Het gaat niet om onze ‘gewone’ huismug die steekt en een jeukend bultje achterlaat. Er zijn ernstiger soortgenoten in aantocht. De Aziatische bosmug en de Aziatische tijgermug zijn in onze streken gesignaleerd.
Rond 1900 had men hier te lande, en zeker in de Zaanstreek, last van de malariamug. Een epidemie van malaria kwam regelmatig voor. 10% van de bevolking leed aan deze ziekte. Dat was voor dr. H.J.M. Schoo uit Krommenie reden genoeg zich in deze materie te verdiepen.
Eeuwenlang werd aangenomen dat kwade dampen de oorzaak waren van de koorts, in het Italiaans sprak men van ‘Mal Aria’, slechte lucht. In 1898 werd de kringloop van de malariamug in kaart gebracht door een Engelse legerarts die in India werkte. De in Nederland en daarmee in Noord-Holland voorkomende malaria was minder gevaarlijk dan de tropische variant, maar de koorts kon behoorlijk huishouden.
Malaria in Noord-Holland
In 1900 schreef het Witte Kruis een prijsvraag uit voor de beste studie over de hier te lande voorkomende malaria. Winnaar werd de arts H.J.M. Schoo uit Krommenie met zijn studie, ‘Malaria in Noord-Holland.’ Het onderzoek en de bestrijding van inheemse malaria zou vanaf dat moment met meer elan worden aangepakt.2.
Dr. Schoo uit Krommenie was een pionier op het gebied van Malaria en de bestrijding. De Zaanstreek met het vele stilstaande en brakke water was een ideale plek voor het uitbreken van malaria epidemieën. Schoo stuurde in 1901 aan artsen in Noord-Holland een vragenlijst over wat zij van malaria in hun praktijk en omgeving tegen kwamen. Vele artsen reageerden op zijn vragenlijst. Het bleek dat malaria, vooral in de laag gelegen streken voorkwam en de laatste jaren voortdurend terug kwam. Veel collega’s meldden dat ze in hun praktijk meerdere gevallen in één huis hadden.
Dr. Schoo telde in 1900 in zijn praktijk in Krommenie 300 gevallen en in 1901 zelfs 500 gevallen van malaria. Hogere temperaturen in stilstaand water waren hiervan de oorzaak. Malaria kwam in Nederland voor in golven van epidemieën zoals rond 1880 en 1900. Als het weer rustig was geworden werd malaria een ziekte waar men mee leerde leven.
Op het kaartje uit het onderzoek van dr. Schoo staan de plaatsen in Noord-Holland waar malaria voorkwam. Elke onderstreepte plaats kende malaria.
In 1901 publiceert Dr. Schoo zijn malariastudie onder de titel ‘Over Malaria’, waarin hij ingaat over welke temperaturen er nodig zijn om een malariaparasiet tot ontwikkeling te laten komen in de muggenmaag. Uit Italië krijgt hij hulp van prof. Celli, een deskundige op het gebied van de malariabestrijding. In januari 1902 publiceert Schoo een tweede artikel in het NVTG3 ‘Malaria in Noord-Holland’ en in maart zijn derde artikel over ‘Malaria in Krommenie’. Hij beschrijft hierin 500 gevallen van malaria uit zijn onderzoek van een jaar eerder.
Ook experimenteerde hij in Oost Knollendam, voor eigen kosten, met gaasbescherming (horren e.d.) rond de huizen. Er werden 10 huizen van gaas voorzien. In deze huizen woonden 47 personen van wie er in 1901 18 malaria hadden gehad. In het hele dorp van 300 inwoners, waren er 47 gevallen van malaria geweest. Nadat de bescherming was aangebracht deden zich in deze huizen, na maart 1902, geen gevallen van malaria meer voor. In de rest van het dorp kwamen 78 gevallen voor.
Het onderzoek van Dr. Schoo en de vijf artikelen die hij voor het NVTG schreef maken diepe indruk op de medische wereld. In 1906 wordt Dr. Schoo door de Universiteit Utrecht bevorderd tot ‘Doctor Medicinae Honoris Causa’. Een eer die verleend wordt aan personen die een uitzonderlijke prestatie in hun vakgebied hebben geleverd. Niet lang daarna legt Dr. Schoo zijn praktijk in Krommenie neer en treedt in dienst bij het Wilhelmina Gasthuis als assistent voor de pathologische anatomie en bacteriologie.
Bron: Huisartsen – Specialisten & Ziekenhuizen van Dr. F. van Soeren
Foto’s: Gemeente Archief Zaanstad, Huisartsen – Specialisten & Ziekenhuizen van Dr. F. van Soeren, Wikipedia
Met dank aan de Commissie Historie Zaanse Ziekenhuizen en het Z.M.C.