De Boendermaker 2
Co Plomp en Ruud Meijns
Een verhaal in twee delen over de molen De Boendermaker, de houthandel en de plek waar de woonwijk ligt.
Deel 2 – Houthandel Verweij
Dirk Jacobus Verweij begon op 1 mei 1876 aan de Noordermarkt in Amsterdam een houthandel. Enige jaren later had hij loodsen aan de Egelantiersgracht en de Lijnbaansgracht, zodat we mogen aannemen dat de zaken voor de wind gingen. Zijn klantenkring bestond veelal uit Amsterdamse timmerlieden en aannemers, doch ook vervoerde hij helemaal naar Groningen en Zwolle.
Zijn beide zoons, Dirk Jacob en Dirk Christiaan, werkten met vader in de zaak. Voor 1905 had de firma Verweij geen uitvoerige boekhouding; aan het eind van het jaar bekeken ze zo op het oog wat ze verdiend hadden. Vandaar dat er van voor 1905 weinig bekend is. Wel bekend is, dat ze ook nog een zagerijtje hadden aan één van die grachten in Amsterdam aangedreven door elektriciteit voor het herzagen van planken en zwalpen1.
In 1905 ging Dirk Jacobus op zoek naar uitbreiding van zijn zaagcapaciteit. Hij vond die in Zaandam, achter de werf van Huybert v/d Stadt. Gelegen aan de Gouw, 100 meter van het Sluispad in het Oostzijderveld.
De molen heette: het Bruine Schaap. Het was een achtkantige bovenkruier, dit in tegenstelling van de normale houtzaagmolens welke van het type paltrok “waren, of zeskantige bovenkruiers. Het Bruine Schaap was een molen met houtloodsen. Het was waarschijnlijk geen bomenzagerij maar een lattenzager.
De houtkoperij D.J. Verweij in Amsterdam floreerde goed, het vermogen in 1905 van ƒ 75.000, – was in 1915 gestegen tot ƒ 226.000. In dit jaar maakte hij van zijn zaak een open N.V. Intussen was de Fa Verweij Amsterdam letterlijk uitgegroeid en werd gezocht naar expansieruimte in Zaandam. In deze jaren was ten gevolge de 1e Wereldoorlog het hout schaars door de gebrekkige aanvoer over zee. Het hout was duur en de loodsen van de Fa. Huybert van de Stadt zo goed als leeg.
De Gebr. Huybert van de Stadt wilden er mee stoppen en de zaak zo duur mogelijk verkopen. Dit was een mooie gelegenheid voor D.J.Verweij om eens met Johan en Huybert van de Stadt te gaan praten. Uiteraard wil de heer Verweij wel kopen , maar wel voor een koopje, iets waar de Gebr. Van de Stadt weinig voor voelden. Johan en Huybert vroegen voor de werf en opstallen ƒ60.000, Verweij bood ƒ 40.000. In september 1915 kwamen beide partijen tot een overeenkomst, de werf werd voor ƒ50.000 verkocht aan Verweij. Op 2 december 1915 passeerde de Akte van Overdracht bij Notaris Beverwijk te Amsterdam.
Het bleek de pas opgerichte N.V. Houthandel v/h D.J.Verweij niet mee te zitten, een dijkdoorbraak in 1916 bij Katwoude bracht de Zuiderzee tot aan de Zuiddijk in Zaandam.
Het weinige hout dat nog in de loodsen lag dreef met de westenwind naar Oostzaan. Het heeft tot 1906 geduurd eer Zagerij de Morgenster weer in bedrijf kwam.
Foto: de Oostzanerpolder in 1916.
De directie van de N.V. Houthandel v/h D.J. Verweij bestond nu uit:
- Vader Dirk Jacobus Verweij. Directeur.
- Zoon Dirk Christiaan Verweij. Directeur.
- Zoon Johan Hendrik Verweij. Procuratiehouder.
In 1916 overleed vader Dirk Jacobus en werd opgevolgd door Johan Hendrik. In 1917 komt zijn broer Dirk Christiaan om het leven in Boedapest. Nu staat Johan Hendrik er alleen voor, een zware taak voor hem nu zij vader en broer zo kort na elkaar wegvielen. Hij zag zelf wel in dat het hem niet zou lukken en gaat om advies bij diverse familieleden, echter in ruil voor wat aandelen. Maar van zijn familie moest hij het niet hebben. Zij waren er alleen maar op uit om zijn kapitaal te krijgen.
Verandering kwam toen de heer J.H.Niessen ten tonele verscheen. Deze wilde Johan Hendrik wel ter zijde staan maar eiste wel dat hij de aandelen van zijn vader en broer kon kopen. Johan Hendrik Verweij kon kiezen of delen, hij koos voor het laatste. Vanaf 1920 liepen de zaken weer goed maar, Johan Hendrik trok zich steeds meer terug uit de zaak. De heer Niessen verkreeg hierdoor steeds meer aandelen, dus meer zeggenschap.
In 1929 braken er in de Zaanstreek stakingen uit en de crisisjaren volgden daarop. De zaak had wel enige reserve opgebouwd uit de 20er jaren, maar deze bleken niet onuitputtelijk en in 1935 stond men er dan ook heel slecht voor.
Tijdens de houtstaking van 1929 werden ‘maffers’, werkwilligen, bewaakt door de politie.
Johan Hendrik wilde de zaak liquideren doch de heer Niessen stemde niet toe. Het totaal opgelopen verlies was in 1935 ƒ 115.000, – terwijl de omzet slechts ƒ85.000 was. Johan Hendrik zag er geen gat meer in en deed zijn aandelen over aan de heer Niessen. Hij zal er wel niet teveel voor betaald hebben.
Na 1935 heeft de heer Niessen in de volgende 5 jaren het verlies weg te werken door de omzet te vergroten en uiteraard weer winst te maken. In 1940 kon dan uiteindelijk weer dividend uitgekeerd worden. In 1942 benoemde de heer Niessen de heer Hoogwoud als mededirecteur, dit was echter niet van lange duur omdat de heer Hoogwoud meer geïnteresseerd was in de vrouwelijke personeelsleden dan de handel in hout.
In de daarop volgende (oorlog) jaren werd er vrij veel hout gezaagd en verhandeld voor spoorbielsen. In 1946 opende de firma een filiaal in Tilburg. De accommodatie was een op een kippenhok gelijkende schuur, maar allengs werd deze geleidelijk aan verbeterd . In 1947 benoemd Dhr. Niessen, Dhr. Hamel als mededirecteur. In 1951 overlijd Dhr. Niessen op 75-jarige leeftijd.
In dat zelfde jaar hebben onderhandelingen plaats met de gemeente Zaandam over de aanleg van de Wibautstraat welke dwars door het terrein van de werf komt te lopen. Een deel van de werf moest dus worden opgegeven.
Ook in dit jaar (1950) werd ook een stuk water gedempt om plaats te bieden aan een nieuwe loods die toekomst inging als De Nieuwe Schuur2. Tevens kwam er een omschakeling van zachthout naar hardhout, doch dit ging geleidelijk aan.
De aanvoer over water met dekschuiten via de Hanenpadsluis bracht steeds grotere kosten met zich mee. Ook de personeelskosten stegen aanmerkelijk. Het zou wenselijk zijn om een groot gedeelte van de werf te dempen om ruimte te maken voor de aanvoer per vrachtwagen. Dit zou uiteraard veel geld gaan kosten.
Foto: De Hanenpadsluis: het gaat net
Dhr. Hamel ging op zoek naar een gelijkwaardige firma om gezamenlijk de concurrentie het hoofd te bieden. Bontekoning & Aukus wilde het aandelenpakket van de erven Niessen wel overnemen. Doch als alles praktisch rond is biedt Fijnhout in Amsterdam meer voor hun aandelen. De rechtbank besliste in deze strijd en Fijnhout won dit proces.
1963 tot 1973
In 1963 werd Dhr. W. Bets tot directeur benoemt en krijgt de taak de investeringen op zich te nemen. Echter, de geldstroom van Fijnhout om de zaak te financieren komt niet echt op gang. Toch werd er in die tijd veel veranderd aan de toestand, grachten en balkenhaven werden gedempt, aanvankelijk met zand en bouwafval. Later met allerhande grof vuil en industrieel afval van eierdoppen tot zaagsel.
Ook werd in die tijd de schoorsteen van de Morgenster omgehaald, de zaagramen werden gesloopt en als schroot verkocht en de zagerij werd herschapen tot expeditieloods. De platloper (horizontale blokzaag) werd vervangen door een (verticale) bandzaag, waarmee het herzaagwerk sneller en efficiënter verliep.
Na het verdwijnen van de platloper (foto) uit de Blikken Loods (zie overzichtsfoto) werd het aangevoerde, vooral tropisch hardhout, in de vorm van stammen (rondhout) uitbesteed aan loonzagerijen zoals Piet Hey in Westzaan, De Atlas in Amsterdam, ook werd een groot gedeelte gezaagd in de zagerij van Fijnhout. Een van de grootste klanten was, destijds de welbekende Fa. Bruynzeel in Zaandam. Grote partijen Abachi, Oregon Pine en Sipo Mahonie werden door deze klant afgenomen.
Dekschuiten werden vervangen door karretjes en voor het interne transport werd een 2e hands, mobiele hijskraan aangeschaft. Een groot, zwaar onhandig bakbeest, maar het was een vooruitgang, zeker i.v.m. het laden en lossen van de dekschuiten en vrachtwagens. Later kwam er ook nog een kleine, en nog wat later een grote 2e hands heftruck bij. Dit ging zo door tot 1973, in dit jaar ging het slecht met het moederbedrijf Fijnhout, de pas verworven dochters moesten geliquideerd worden waaronder Houthandel Verweij.
Verweij was, door een grote omzetstijging, een te grote concurrent voor Fijnhout geworden. Eerst werd directeur Willem Bets ontslagen, zodat een bestuursloze firma gemakkelijk kon worden geliquideerd. Een aantal mensen werden ontslagen en met een, door de vakbond bedongen, oprotpremie op straat gezet.
Echter, de Houthandel v/h D.J. Verweij bleek nog levensvatbaar, de voormalig directeur Willem Bets slaagde erin tijdens het liquidatieproces nieuwe aandeelhouders te verwerven en de zaak, zij het dan in nogal gewijzigde vorm voort te zetten. Hierdoor ontstond er een, aan de tijdgeest aangepaste, Houthandel v/h D.J. Verweij.
Duits, inlands, gestoomd en ongestoomd, bekantrecht en onbekantrecht werd geleidelijk afgebouwd en beperkt tot het in die tijd veel gevraagde houtsoorten Meranti, Merbau en Amerikaans Eiken.
Loodsen werden omgebouwd om het in pakketten aangevoerde hout met, een inmiddels aangeschafte zijlader, op te slaan. Het voorste gedeelte van de Nieuwe Schuur (zie overzichtsfoto) veranderde in een batterij klimaatkamers waarin het hout werd gedroogd. Het gedeelte dat aan de kant van de Hanepadsloot lag werd veranderd in een bulkloods en er werden weer grote stukken terrein geasfalteerd.
Dit is de situatie eind jaren ’60. In het midden , van rechts naar links loopt de Wibautstraat. De Hanenpadsloot loopt op de foto in het midden van boven naar beneden . De aromafabriek ‘De Exter’ is al verdwenen, maar houthandel D.J. Verweij ligt er nog. Daar zal de wijk ‘De Boendermaker’ verschijnen.
Op het terrein waar vroeger het schaftlokaal stond, tussen het kantoor en de kop van de Lange Schuur werd een overkapping gebouwd voor het opslaan van pakketten hout. Door deze ingrepen veranderde het bedrijf aanmerkelijk.
Het ouderwetse ‘bestekzoeken’3 verdween nagenoeg, het hout werd voornamelijk in partijen en, na eventueel gedroogd te zijn, verhandeld.
Ook de handel in tropisch rondhout (stammen) raakte op de achtergrond. De landen waaruit deze stammen werden betrokken gingen het daar gekapte rondhout zelf verzagen zodat de aanvoer van stammen sterk terugliep. Bovendien verloor Houthandel Verweij , door de liquidatie, bedrijven die op bestek gezaagd rondhout afnamen.
Zo ontstond er dus een Houthandel Nieuwe Stijl, het in pakketten aangevoerde werd op de werf op lengte gesorteerd en ‘op latten’ gezet om daarna in de droogkamers te worden gedroogd.
‘Oplatten4’ en daarna weer ‘aflatten’ (zie foto) werd gedaan door eigen personeel en door losse werknemers hetgeen nog al eens tot strubbelingen leidde omdat het lossen per kubieke meter betaald werd en de losse ploeg, met keihard werken, soms aanzienlijk meer verdiende dan de vaste werknemers. Uiteindelijk heeft, mede door de grote concurrentie, de Fa Verweij het niet gered. In 1978 werd het bedrijf weer geliquideerd
Bronnen:
- www.molendatabase.org
- Duizend Zaanse Molens, P.Boorsma, 1968
- Engel van de Stadt, zijn voor en nageslacht” Dr. S. Hart 1951
- Brandkroniek, vanaf 1656 tot september 1906” N. van Pom
- Houtzagerij & Houthandel – De Zeewering”
LUCHTFOTO HOUTHANDEL VERWEIJ
Onder loopt de Wibautstraat. Op de plek van de werf komt de wijk ‘De Boendermaker’.
Voor uiteenloopende doeleinden gebruikt, zwaar en dik stuk hout. ↩︎
Dit was de plaats waar vroeger de molen Huisman heeft gestaan. ↩︎
Bestekzoeken/Bestekzoeker: Hij of zij is werkzaam in de Houthandel en verzamelt daar uit de voorraad de door de klant opgegeven specificatie van hout en aanverwante producten qua dikte, lengte, breedte en aantal. Ook eisen van sterkte, duurzaamheid, schoonheid en kwaliteit spelen hierbij een belangrijke rol’. ↩︎
Oplatten: Bij het oplatten werden er tussen elke laag hout latten gelegd zodat er ventilatieruimte ontstond voor het droogproces. ↩︎