Brand bij de verffabriek De Lelie
Ruud Meijns
Op zondagmiddag 26 januari 1913 tegen half twee, brak een grote brand uit in de verffabriek “de Lelie” van de firma Pieter Schoen & Zoon, Oostzijde.
Voor de brand. Met het schip voor de wal het gebouw ‘De Ceres’ van de firma J. Buys Wz en rechts daarvan de fabriek de Lelie van Pieter Schoen.
Eén van de zonen van Pieter Schoen en een bediende hadden zaterdag nog tot 12 uur op kantoor gewerkt en niets verdachts gezien. Om acht uur ’s avonds hadden nog twee arbeiders een ronde door de fabriek gemaakt en ook niets gezien. Het gebouw van vier verdiepingen had ramen van brandvrij glas en daardoor was de brand waarschijnlijk niet eerder opgemerkt.
Bij het eerste alarm zijn werknemers van de fabriek het gebouw binnen gegaan en hebben een deel van de administratie en de brandkast nog kunnen redden. De brandkast heeft men gered, door er een touw omheen te binden, en de kast naar buiten te trekken.
Zwarte rookwolken stijgen op uit het gebouw.
Gewoonlijk wordt bij brand de kerkklok geluid, maar in dit geval bleef dit uit. Toen een verontruste bewoner de politie belde vertelde men dat dit niet mocht zolang het geen uitslaande brand was. De brandweer was er gelukkig snel bij, maar het was hen al snel duidelijk dat het gebouw niet te redden was.
In de fabriek lagen behalve verf, ook nog andere brandbare stoffen opgeslagen zoals terpentijn, oliën, zwavel. Herhaaldelijk werden geweldige knallen gehoord als er weer een vat of iets dergelijks ontplofte. Op een 100 meter van de fabriek werd een deksel vaneen vat gevonden dat bij een explosie naar buiten was geworpen. De vrijwillige brandweer verkeerde dan ook voortdurend in gevaar geraakt te worden door rondvliegende voorwerpen. De brandweer was op volle sterkte aanwezig en probeerde met man en macht het vuur te bestrijden. Zo snel nam de brand in hevigheid toe dat een motorspuit in de vuurlinie kwam te liggen en zelf in brand vloog. Met vereende krachten kon men de spuit redden.
Een groot aantal vaten, die buiten de fabriek lagen opgeslagen, werden veiligheidshalve, de Zaan ingerold.
Het graanpakhuis De Ceres was door een klein haventje van de Lelie gescheiden. Hoewel alle ramen van dit gebouw waren gesprongen en de vlammen het dak al hadden bereikt bleef het pand, behalve enige schade, gespaard.
De tuinen van de omwonenden leden behoorlijke schade omdat de brandweer hiervan gebruik maakte om de spuiten zo dicht mogelijk bij de brand te krijgen. Gelukkig werd de kelder van het gebouw, waar nog vele brandbare stoffen lagen opgeslagen, niet door de brand bereikt.
Dhr. Pieter Schoen was niet aanwezig, hij verbleef, samen met zijn vrouw, om gezondheidsredenen in Egypte. Vijf jaar eerder was het bedrijf ook al getroffen door een brand. Het bedrijf was, via een beurspolis, verzekerd tegen de schade. De schade wordt geschat op 100 tot 150 duizend gulden.
Wat rest zijn de puinhopen. Er wordt nog wat geblust. In de wijde omgeving was de brand goed te zien. Veel belangstelling bevond zich op het water waar men in bootjes was toegestroomd om de brandbestrijding te kunnen volgen. Over de oorzaak van de brand kon men nog niets met zekerheid zeggen.
Foto’s: Gemeentearchief Zaanstad.